Voor wie?

Zeg nooit nooit. Vastlopen kan iedereen overkomen. Een kleine selectie uit de hulpvragen die het CvTB krijgt.

Ze weet het zeker. De overheid wil haar een hak zetten. Net zoals hulporganisaties. Van het Centrum Werk en Inkomen tot aan de wijkagent: ze wakkeren haar achterdocht aan. Maar zonder hun hulp redt ze het niet.

Hij is een van de 180.000 Poolse arbeidsmigranten in Nederland. Maar om honderd-en-een redenen is het voor hem klaar, over en uit. Nu zwerft hij rond, wil niet terug naar zijn moederland. Wel heeft hij medicatie voor zijn hart nodig. Een zorgverzekering ontbreekt.

Zijn geheugen is scherp als een zakmes, herhaalt de hoogbejaarde man in elk gesprek. Maar de buren maken zich zorgen. Hij is erg vergeetachtig, stookt op hout. Ook raakt hij regelmatig de weg kwijt in de wijk. Zijn vrouw woont in een verpleeghuis. Sindsdien verwaarloost hij zich ernstig.

Ergens tussen de zestien en negentien is ze. Moeilijk in te schatten, want ze wil niks zeggen. Al vijf nachten slaapt ze in de portiek. Met haar hond. Zwerfjongere zijn klinkt romantisch. Zij weet wel beter. Net zoals het KNMI, vooral in de winter.

In sprookjes gelooft ze niet meer. Op eentje na: Zwaan-kleef-aan. Het begon met ontslag bij de supermarkt waar ze halve dagen werkte. Toen kwam de huurschuld. Vervolgens liep de afbetaling aan een postorderbedrijf in de soep. Ze heeft ook twee jonge kinderen. Haar lievelingsdier: de struisvogel. Inmiddels reageert ze nergens meer op. De deur blijft potdicht.

Hij is Syrië ontvlucht, maar in Nederland kan hij zijn draai amper vinden. In zijn hoofd gaat de burgeroorlog verder. Ook ’s nachts, weten de bovenburen, die hij ongewild wakker houdt met zijn heftige dromen. De behandeling van zijn trauma komt niet van de grond.

Ze moeten hem met rust laten, roept hij dagelijks tegen zijn ouders. Drie maanden geleden hebben ze hem weer in huis gehaald. De terugval in zijn alcoholisme is tijdelijk, bezweert hij. De rinkelende boodschappentassen spreken het tegen.

Lang heeft hij geaarzeld. Toch gebeld. Zijn oom en tante hebben hun flatje in een pakhuis veranderd. In alle kamers staan dozen vol spullen. Tot aan het plafond. De collectie blijft groeien. Brandmelders ontbreken. Muizen niet. Om inkijk van buren of politie tegen te gaan, hebben ze doeken voor de ramen gespannen.

Slapeloos is ze ervan. Haar zoon raakt elk baantje kwijt. Langste arbeidsovereenkomst: vier dagen. Een uitkering aanvragen doet hij niet. Waarschijnlijk blowt hij veel, denkt moeder. Zij betaalt al maanden de huur van zijn flatje. Anders eindigt hij op straat. Niet vol te houden, zegt ze.